Als iemand zich niet in gewone taal kan uitdrukken, weet hij niet waar hij het over heeft (Russell L. Ackoff)
Kritieke momenten voor facilitators: Andere taal
De research & development (R&D)-afdeling en de marketingafdeling hebben een overleg over de projecten die vorig jaar zijn gedaan en de programmering van het komende jaar. Aanvankelijk is iedereen beleefd en vriendelijk, maar gaandeweg ontstaan er meningsverschillen.
Iedereen kent één of twee projecten goed, dus is het niet zo zinvol en efficiënt om alle discussies plenair te voeren. Om te voorkomen dat er twee kampen ontstaan, is het slim om de groep in kleine groepjes van twee tot vier deelnemers te splitsen. Elk groepje bestaat uit evenveel R&D- als marketingcollega’s.
Eerst gaan de deelnemers samen in gesprek om goed te begrijpen wat marketing nodig heeft. Hiervan maakt elk groepje een mindmap. De mening van R&D staat zolang even in de koelkast. Pas als de marketingcollega’s aangeven dat de belangrijkste punten zijn genoteerd en besproken, gaan ze door naar de volgende stap. Nu mogen de R&D-collega’s aangeven hoe hun projecten aansluiten en antwoord geven op de vragen van marketing. Het duurt even, maar dan blijkt dat de marketingcollega’s aan bepaalde termen een heel andere betekenis geven dan de R&D-collega’s. Als dat eenmaal opgehelderd is, blijkt de groep meer met elkaar op één lijn te zitten dan ze van tevoren dachten. De lucht is geklaard en een goede samenwerking is geboren.
Deze bijdrage is geschreven door Judith de Jong.