Kennis hotspots: het verschil tussen een museum en een conferentie
Dit jaar heb ik mezelf een museumkaart cadeau gegeven. 2018 wordt het jaar van de beleving. Al in de eerste 10 dagen dat ik de kaart heb, heb ik vier musea bezocht en ben ik bij één even naar binnen gelopen om een cappuccino te drinken. Vorig jaar zou het niet in me opgekomen zijn om zomaar bij een museum naar binnen te wandelen. Dan keek ik eerst uitgebreid op internet en vroeg vrienden die er geweest waren wat ze ervan vonden. Nu kom ik op heel nieuwe plekken. Ik kijk rond, doe de simulaties, bekijk een film in de filmzaal en ga naar de presentaties: ik consumeer.
Het museum is een plek waar mensen komen die geïnteresseerd zijn in het onderwerp, én die er soms al best iets van weten. Misschien weten sommigen zelfs wel méér over het onderwerp dan er in het museum te leren valt.
Zo is het volgens mij ook bij congressen en conferenties. Alleen er is geen ‘congressen-jaarkaart’, dus de bezoekers komen heel bewust. Je kunt niet langs het EYE in Amsterdam lopen en denken “hé, leuke bijeenkomst over de zorg, weet ik niks van, maar ik sluit aan”. Zo werkt dat volgens mij niet.
Deelnemers aan een congres hebben zelf ook kennis over het onderwerp. Ze willen er wel meer over leren en nieuwe kennis koppelen aan hun eigen kennis. Hoe mooi is het dan als het programma juist uitnodigt om die kennis te delen of juist een onderwerp vanuit verschillende perspectieven te benaderen. Als we dat voor elkaar krijgen mogen de parallelle sessies met recht ‘workshop’ genoemd worden.